agorafobie
- Geluid: agorafobie (hulp, bestand)
ago·ra·fo·bie
- In de betekenis van ‘pleinvrees’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- gevormd van het Grieks 'agora' (vergaderplaats, stadsplein) met het achtervoegsel -fobie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | agorafobie | agorafobieën |
verkleinwoord | agorafobietje | agorafobietjes |
de agorafobie v
- angst voor openbare ruimtes met veel drukte
- Mensen met agorafobie ondervinden bovenmatig veel angst bij het bezoeken van situaties buitenshuis.[3]
1.
- Het woord agorafobie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "agorafobie" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "agorafobie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ agorafobie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Agorafobie of straatvrees, pleinvrees, ipzo.com
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /agɔrafɔbɪjɛ/
- ago·ra·fo·bie
agorafobie v
- (medisch) agorafobie; angst voor openbare ruimtes met veel drukte