Nederlands

 
stadsplein
Uitspraak
Woordafbreking
  • stads·plein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stadsplein stadspleinen
verkleinwoord stadspleintje stadspleintjes

Zelfstandig naamwoord

stadsplein o [1]

  1. grotere open plaats in een stad waar meerdere straten en wegen bij elkaar komen
     Op de hoek van het Stadsplein begroette hem het bordje 'Klachtenbureau'op de deur van Bestuurlijke Zaken.[2]
     Uiteindelijk staat het verloop van de strijd al vast. Na de siësta winnen de christenen als in het nagebouwde kasteel op het stadsplein de heilige Joris is verschenen. Joris, bijgenaamd de Morendoder, schiet zijn pijlen af op de moslims en beslist zo de gevechten. Volgens de overlevering is het in 1276 allemaal echt gebeurd.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Godsdienstoorlogje spelen in de straten van het Spaanse Alcoy” (25-04-2018), NOS