achthonderdtwintig

       
0 8 2 0
achthonderdtwintig,
op een abacus
  • acht·hon·derd·twin·tig

achthonderdtwintig

  1. "820", het getal tussen achthonderdnegentien en achthonderdeenentwintig, achthonderd plus twintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen achthonderdtwintig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer achthonderdtwintig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "achthonderdtwintig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord achthonderdtwintig achthonderdtwintigs
verkleinwoord achthonderdtwintigje achthonderdtwintigjes

de achthonderdtwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 820 is aangeduid
    • Als jij achthonderdtwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de achthonderdtwintigmv

  1. groep van 820 eenheden
    • Die achthonderdtwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.