Een aasgier [1]
  • aas·gier

deaasgierm

  1. (havikachtigen) bepaald soort roofvogel, Neophron percnopterus op Wikispecies, een van aas levende gier
    • De aasgier komt vooral in Afrika maar ook in het zuiden van Europa voor. 
  2. (figuurlijk), (pejoratief) iemand die profijt probeert te halen uit de tegenslag van iemand anders
    • Nu hij bankroet gaat, blijken veel van zijn vroegere vrienden niets anders dan aasgieren te zijn. 
     Kwamen al mijn zonden uit het verleden en mijn zorgeloze lichtzinnigheden weer terug als aasgieren, wachtend op het einde? Ik drukte mijn zoon tegen me aan; ik wilde niet dat hij keek.[2]
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]
  1. aasgier op website: Etymologiebank.nl
  2. Victoria Holt
    “Bekentenissen van een koningin” (1968), Saga, ISBN 9788726484847
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be