• sup
vervoeging van
suppen

sup

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppen
    • Ik sup. 
  2. gebiedende wijs van suppen
    • Sup! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppen
    • Sup je? 


sup v

  1. (spreektaal) hoger (onderwijs)
    «Alice est étudiante à la Sup de Co Amiens.»
    Alice is studente op de hogere handelsschool van Amiens. [1]
  2. (spreektaal) extra, aanvullend
    «Les heures sup sont vraiment mal payées ici.»
    Overuren worden hier echt slecht betaald. [1]


  • sup

sup

  1. (voeding) soep