sup
- sup
vervoeging van |
---|
suppen |
sup
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppen
- Ik sup.
- gebiedende wijs van suppen
- Sup!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppen
- Sup je?
- Het woord sup staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- [1] (verkorting) van supérieur
- [2] (verkorting) van supplémentaire
sup v
- (spreektaal) hoger (onderwijs)
- «Alice est étudiante à la Sup de Co Amiens.»
- Alice is studente op de hogere handelsschool van Amiens. [1]
- «Alice est étudiante à la Sup de Co Amiens.»
- (spreektaal) extra, aanvullend
- «Les heures sup sont vraiment mal payées ici.»
- Overuren worden hier echt slecht betaald. [1]
- «Les heures sup sont vraiment mal payées ici.»
- sup
- uit het Nederlands soep
sup