zetel
- ze·tel
- van Middelnederlands setel, in de betekenis van ‘zitplaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zetel | zetels |
verkleinwoord | zeteltje | zeteltjes |
de zetel m
- (meubel) constructie bestemd om prettig op te zitten
- comfortabel bekleed zitmeubel in salon
Oorspronkelijke betekenis, in Nederland niet meer gangbaar- Hij zat onderuit in zijn zetel.
- plechtige aanduiding voor een zitplaats
- De koning verhief zich van zijn zetel en sprak het gezelschap toe.
- comfortabel bekleed zitmeubel in salon
- (figuurlijk) lidmaatschap van een raad of vergadering met een beperkt aantal leden
- Deze partij zal wel een paar zeteltjes in moeten leveren bij de verkiezingen.
- (juridisch) plaats waar een organisatie gevestigd is
- De zetel van het Europese Hof is in Luxemburg.
- (België) nevenvestiging van een organisatie
- zetelaantal, zetelmeerderheid, zetelplaats, zetelroof, zeteltal, zetelverdeling, zetelverlies, zetelwinst, zetellift
1. constructie bestemd om prettig op te zitten
2. lidmaatschap van een raad of vergadering met een beperkt aantal leden
3. plaats waar een organisatie gevestigd is
vervoeging van |
---|
zetelen |
zetel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zetelen
- Ik zetel.
- gebiedende wijs van zetelen
- Zetel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zetelen
- Zetel je?
- Het woord zetel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zetel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ zetel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "zetel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be