zeteltal
- ze·tel·tal
- samenstelling van zetel en tal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeteltal | zeteltallen |
verkleinwoord | - | - |
het zeteltal o
- (politiek) het aantal zetels in een vertegenwoordigend lichaam dat een partij weet te veroveren
- Het zeteltal van deze partij is danig geslonken.
- Het woord zeteltal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.