Nederlands

 
Grote wolfsklauw, Köhler's Medizinal-Pflanzen pl. 49 (1887)
Uitspraak
Woordafbreking
  • wolfs·klauw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wolfsklauw wolfsklauwen
verkleinwoord wolfsklauwtje wolfsklauwtjes

Zelfstandig naamwoord

de wolfsklauwv / m

  1. (wolfsklauwachtigen) sporenplant van het geslacht Lycopodium  
  2. (zoötomie) vijfde teen van een hondenpoot
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen