• wils·be·schik·king
enkelvoud meervoud
naamwoord wilsbeschikking wilsbeschikkingen
verkleinwoord wilsbeschikkinkje wilsbeschikkinkjes

de wilsbeschikkingv

  1. (juridisch) (Nederland) uiterste ~: ongerichte eenzijdige herroepelijke rechtshandeling gemaakt bij leven met werking na overlijden, voornamelijk om te beschikken over de eigen nalatenschap, maar ook om wensen omtrent de uitvaart vast te leggen of om voogdij in te stellen. Om rechtsgeldig te zijn moet het erfrecht of een andere wet de uiterste wilsbeschikking noemen en moeten ze worden vastgehouden in een onderhandse of notariële akte, de uiterste wil, inofficieel testament genoemd. Over een beperkt aantal zaken kan bij codicil worden beschikt.
  2. (juridisch) (België) laatste ~: document waarmee de wensen voor de uitvaart vastgelegd kunnen worden.
     U kunt zelf bepalen wat er met uw lichaam gebeurt na uw overlijden. Die keuze kunt u laten vastleggen in de laatste wilsbeschikking, een document dat u kunt opvragen bij de Dienst Burgerzaken in uw gemeente.[2]
94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Vlaamse overheid
    “Laatste wilsbeschikking”
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be