• werk·loos·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord werkloosheid -
verkleinwoord - -

de werkloosheidv

  1. (formeel) geen baan hebben, betaald werk missen
    • Waar moet ik mijn werkloosheid melden? 
     "Armer dan Crooswijk kan je het niet treffen", was in 2016 een krantenkop toen het SCP postcode '3034' tot de armste wijk van Nederland uitriep. Dat bleek uit cijfers over de werkloosheid, het aantal uitkeringen, opgroeien in armoede, taalachterstand, gezondheid en (jeugd)criminaliteit.[3]
  2. (economie) deel van de beroepsbevolking dat geen baan heeft
    • seizoengecorrigeerde werkloosheid 
     Nou, en dan zou Libo in Borâs failliet gaan en dat zou tot werkloosheid leiden en de sossen waren rabiate tegenstanders van werkloosheid.[4]
  3. (verouderd) niet actief zijn, niks doen
    • Het meest dat my hindert, is een soort van werkloosheid door een duizelige dofheid. [5]
  • In het gesproken Nederlands bestaat er een zekere voorkeur om een lange en korte lettergrepen af te wisselen en wordt 'werkeloosheid' in alle betekenissen meer gebruikt. In formele teksten sinds het eind van de 19e eeuw krijgt het woord 'werkloosheid' vooral de betekenis [1] en [2], als onderscheid met betekenis [3] die een negatief oordeel over personen kan inhouden en die bij 'werkeloosheid' niet is verouderd.
96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Oud-Crooswijk was armste wijk, miljoenen verder gaat het iets beter” (02-10-2021), NOS
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  5. Bilderdijk, W.
    "Brief aan Isaac da Costa 59." (20 juni 1824) in: Bilderdijk, Brieven. Deel 4. (1837) W. Messchert, Amsterdam
    ; p. 169; geraadpleegd 2016-02-16
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord werkloosheid -

werkloosheid

  1. werkloosheid