wegconcurreren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van wegconcurreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wegconcurreren | weg te concurreren | ||||||||
toekomend | zullen wegconcurreren weg zullen concurreren |
te zullen wegconcurreren weg te zullen concurreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben weggeconcurreerd | te hebben weggeconcurreerd | ||||||||
toekomend | weggeconcurreerd zullen hebben | weggeconcurreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
wegconcurrerend | weggeconcurreerd | ev. concurreer weg |
mv. verouderd concurreert weg |
concurrere weg (bijzin) wegconcurrere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | concurreer weg | concurreert weg | concurreert weg | concurreert weg | concurreert weg | concurreren weg | concurreren weg | concurreren weg | |||
verleden (o.v.t.) | concurreerde weg | concurreerde weg | concurreerde weg | concurreerde weg | concurreerde weg | concurreerden weg | concurreerden weg | concurreerden weg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegconcurreren | zult/zal wegconcurreren | zult/zal wegconcurreren | zult wegconcurreren | zal wegconcurreren | zullen wegconcurreren | zullen wegconcurreren | zullen wegconcurreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegconcurreren | zou wegconcurreren | zou(dt) wegconcurreren | zoudt wegconcurreren | zou wegconcurreren | zouden wegconcurreren | zouden wegconcurreren | zouden wegconcurreren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wegconcurreer | wegconcurreert | wegconcurreert | wegconcurreert | wegconcurreert | wegconcurreren | wegconcurreren | wegconcurreren | |||
verleden (o.v.t.) | wegconcurreerde | wegconcurreerde | wegconcurreerde | wegconcurreerde | wegconcurreerde | wegconcurreerden | wegconcurreerden | wegconcurreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegconcurreren weg zal concurreren |
zult/zal wegconcurreren weg zult/zal concurreren |
zult/zal wegconcurreren weg zult/zal concurreren |
zult wegconcurreren weg zult concurreren |
zal wegconcurreren weg zal concurreren |
zullen wegconcurreren weg zullen concurreren |
zullen wegconcurreren weg zullen concurreren |
zullen wegconcurreren weg zullen concurreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegconcurreren weg zou concurreren |
zou wegconcurreren weg zou concurreren |
zou(dt) wegconcurreren weg zou(dt) concurreren |
zoudt wegconcurreren weg zoudt concurreren |
zou wegconcurreren weg zou concurreren |
zouden wegconcurreren weg zouden concurreren |
zouden wegconcurreren weg zouden concurreren |
zouden wegconcurreren weg zouden concurreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb weggeconcurreerd | hebt weggeconcurreerd | hebt/heeft weggeconcurreerd | hebt weggeconcurreerd | heeft weggeconcurreerd | hebben weggeconcurreerd | hebben weggeconcurreerd | hebben weggeconcurreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had weggeconcurreerd | had weggeconcurreerd | had weggeconcurreerd | hadt weggeconcurreerd | had weggeconcurreerd | hadden weggeconcurreerd | hadden weggeconcurreerd | hadden weggeconcurreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggeconcurreerd hebben | zal/zult weggeconcurreerd hebben | zult/zal weggeconcurreerd hebben | zult weggeconcurreerd hebben | zal weggeconcurreerd hebben | zullen weggeconcurreerd hebben | zullen weggeconcurreerd hebben | zullen weggeconcurreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggeconcurreerd hebben | zou weggeconcurreerd hebben | zou/zoudt weggeconcurreerd hebben | zoudt weggeconcurreerd hebben | zou weggeconcurreerd hebben | zouden weggeconcurreerd hebben | zouden weggeconcurreerd hebben | zouden weggeconcurreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm weggeconcurreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt weggeconcurreerd | er is weggeconcurreerd | |||||||||
verleden | er werd weggeconcurreerd | er was weggeconcurreerd | |||||||||
toekomend | er zal weggeconcurreerd worden | er zal weggeconcurreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou weggeconcurreerd worden | er zou weggeconcurreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm weggeconcurreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weggeconcurreerd worden | weggeconcurreerd te worden | ||||||||
toekomend | weggeconcurreerd zullen worden | weggeconcurreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | weggeconcurreerd zijn | weggeconcurreerd te zijn | ||||||||
toekomend | weggeconcurreerd zullen zijn | weggeconcurreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word weggeconcurreerd | wordt weggeconcurreerd | wordt weggeconcurreerd | wordt weggeconcurreerd | wordt weggeconcurreerd | worden weggeconcurreerd | worden weggeconcurreerd | worden weggeconcurreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd weggeconcurreerd | werd weggeconcurreerd | werd weggeconcurreerd | werdt weggeconcurreerd | werd weggeconcurreerd | werden weggeconcurreerd | werden weggeconcurreerd | werden weggeconcurreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal weggeconcurreerd worden | zult weggeconcurreerd worden | zult weggeconcurreerd worden | zult weggeconcurreerd worden | zal weggeconcurreerd worden | zullen weggeconcurreerd worden | zullen weggeconcurreerd worden | zullen weggeconcurreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weggeconcurreerd worden | zou weggeconcurreerd worden | zou/zoudt weggeconcurreerd worden | zoudt weggeconcurreerd worden | zou weggeconcurreerd worden | zouden weggeconcurreerd worden | zouden weggeconcurreerd worden | zouden weggeconcurreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben weggeconcurreerd | bent weggeconcurreerd | bent/is weggeconcurreerd | zijt weggeconcurreerd | is weggeconcurreerd | zijn weggeconcurreerd | zijn weggeconcurreerd | zijn weggeconcurreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was weggeconcurreerd | was weggeconcurreerd | was weggeconcurreerd | waart weggeconcurreerd | was weggeconcurreerd | waren weggeconcurreerd | waren weggeconcurreerd | waren weggeconcurreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggeconcurreerd zijn | zult weggeconcurreerd zijn | zult weggeconcurreerd zijn | zult weggeconcurreerd zijn | zal weggeconcurreerd zijn | zullen weggeconcurreerd zijn | zullen weggeconcurreerd zijn | zullen weggeconcurreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggeconcurreerd zijn | zou weggeconcurreerd zijn | zou/zoudt weggeconcurreerd zijn | zoudt weggeconcurreerd zijn | zou weggeconcurreerd zijn | zouden weggeconcurreerd zijn | zouden weggeconcurreerd zijn | zouden weggeconcurreerd zijn |