Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·con·cur·reert

Werkwoord

vervoeging van
wegconcurreren

wegconcurreert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegconcurreren
    • ... dat jij wegconcurreert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegconcurreren
    • ... dat hij wegconcurreert. 

Gangbaarheid