• weer·span·nig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord weerspannigheid weerspannigheden
verkleinwoord

de weerspannigheidv

  1. het zich verzetten, recalcitrant gedrag
    • De wijnen van Georgië zijn vermaard om hun prettige afdronk. Ze roepen bij menigeen mooie herinneringen op. Maar de wijnbouw wankelt sinds Rusland de godendrank weert als straf voor Georgische weerspannigheid. [1] 
  2. (juridisch) strafbare handeling: elke aanval of elk verzet met geweld of bedreiging tegen personen die hun taak in een bepaalde hoedanigheid, als bepaalde ambtenaar, uitoefenen
    • De zaak van S. werd aangehouden tot 12 april, omdat hij nog een intake moet doen bij de kliniek. S. werd eerder veroordeeld voor mishandeling, vernieling en weerspannigheid. [2] 
    • De 30-jarige automobilist werd volgens het Belgische Openbaar Ministerie aangehouden op verdenking van 'gewapende weerspannigheid'. Hij had namelijk zijn auto als wapen gebruikt tegen de politie, die hem al vanaf de grensovergang in Meer op de E19 had achtervolgd. [3]