oploop
- op·loop
vervoeging van |
---|
oplopen |
oploop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oplopen
- ... dat ik oploop.
- Het woord oploop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oploop" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be