recalcitrantie
- re·cal·ci·tran·tie
- afgeleid van recalcitrant met het achtervoegsel -ie
- afgeleid van het Franse récalcitrante (met het achtervoegsel -antie)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recalcitrantie | - |
verkleinwoord | - | - |
- weerspannigheid
- Ik voelde recalcitrantie opwellen, boosheid hoofdwaarts stijgen, protest opborrelen. "Wie geeft u het recht? Wie of wat bent u eigenlijk?"' Maar tot verder gestamel kwam ik niet. [2]
1.
- Het woord recalcitrantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "recalcitrantie" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 30-12-08 Een nieuwe hoogheid en een oude kogel
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be