weefsel
- weef·sel
- In de betekenis van ‘geweven stof’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- Naamwoord van handeling van weven met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weefsel | weefselen weefsels |
verkleinwoord | weefseltje | weefseltjes |
het weefsel o
- een dunne geweven stof of textiel
- (biologie) een groep van gelijkaardige lichaamscellen die dezelfde functie in een levend organisme vervullen
|
1. een dunne geweven stof of textiel
2. een groep van gelijkaardige lichaamscellen die dezelfde functie in een levend organisme vervullen
- Het woord weefsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weefsel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "weefsel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be