Nederlands

 
1. Deze sterk vergrote opname laat links gewoon longweefsel zien en rechts het gevolg van een bacteriële ontsteking.
Uitspraak
Woordafbreking
  • long·weef·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord longweefsel longweefsels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het longweefselo

  1. (anatomie) benaming voor een stukje van het sponsachtige geheel van cellen waardoor in de ademhalingsorganen bloedvaten zuurstof kunnen opnemen en koolzuur kunnen uitscheiden
     Hij heeft onlangs een bioptie ondergaan, waarbij een klein beetje longweefsel is weggehaald.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Rinskje Koelewijn
    “Warner Prevoo is dokter én patiënt: ‘Wij artsen zijn narcisten’” (13 december 2018) op nrc.nl