Dwarsdoorsnede van een bot met beenweefsel
  • been·weef·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord beenweefsel beenweefsels
verkleinwoord

het beenweefselo

  1. zeer stevig bindweefsel met kalk waaruit botten zijn opgebouwd
    • Door de tandwortel in te drukken en kauwbewegingen na te bootsen, bleken de cellen tot groei te worden geactiveerd. Ze veranderden van fibroblasten (jonge bindweefselcellen) tot osteoblasten/cementoblasten (beenweefsel cellen). Er ontstonden weefselstructuren met de voor wortelvlies gewenste soepele eigenschappen. In vervolgstudies aan de Radboud Universiteit Nijmegen zullen onderzoekers proberen om bij dieren wortelvlies te kweken.[2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hilde van Halm 21 juni 2008