vlo
- vlo
- erfwoord via Middelnederlands vlo van Oudnederlands flo, als toenaam aangetroffen vanaf 1147 en in de betekenis van ‘insect’ vanaf 1287 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlo | vlooien |
verkleinwoord | vlooitje vlootje |
vlooitjes vlootjes |
- (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Siphonaptera , vleugelloze bloedzuigende huidparasieten
- ▸ De vlo raakt besmet met de bacterie na een bloedmaaltijd bij een besmet knaagdier.[5]
- zie de categorie: Vlooien in het Nederlands
- aardvlo, hondenvlo, kattenvlo, konijnenvlo, mensenvlo, plantenvlo, rattenvlo, straatvlo, strandvlo, watervlo, zandvlo
- Wie bij de hond slaapt, krijgt zijn vlooien
Wie met een slecht iemand omgaat, gaat zijn gedrag overnemen.
1. benaming voor insecten uit de orde Siphonaptera
- Het woord vlo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vlo" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ vlo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "vlo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Wim Köhler“Pest zonder rat, zonder vlo” (5 januari 201) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be