vlooienzak
- Geluid: vlooienzak (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvlojə(n)ˌzɑk / (3 lettergrepen)
- vlooi·en·zak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlooienzak | vlooienzakken |
verkleinwoord | - | - |
de vlooienzak m
- (informeel) langwerpig omhulsel van gevoerd textiel waar je in kan slapen
- "Heb je dan niet in bed geslapen vannacht?" vroeg haar nicht vol verbazing. "Nee — in een vlooienzak in dat graf! (…)" [2]
- (pejoratief) huisdier dat wordt geplaagd door kleine bloedzuigende parasieten die ook gemakkelijk naar mensen kunnen overspringen
- Fripon was allesbehalve een hond, een vals opdondertje was het, een soort gigolo waardoor al het geld van Germaine opging aan lekkere hapjes, kleine dekmanteltjes voor de winter, bezoekjes aan de dierenarts en halsbanden met belletjes, een vlooienzak was het, die z'n vlooien in het tapijt verspreidde (…) [3]
- (scheldwoord) armoedig persoon met een gebrekkige hygiëne, wellicht geplaagd door kleine bloedzuigende parasieten die op anderen kunnen overspringen
- Toen ik Koen hier na de match over aanspraak siste hij gewoon: "Ge hebt me wel gehoord, vlooienzak." [4]
- Het woord 'vlooienzak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Bridge, A."Speelse Speurtocht" 81 in: Het Parool jrg. 18 nr. 4080 (1 mei 1958); p. 2 kol. 3; geraadpleegd 2018-10-06
- ↑ Lamarche, C. (vert. E. Broeksma-van Capelle)"Verhaal van een vrachtwagenchauffeur" in: De Gids.532 jrg. 161 nr. 7 (juli 1998) Meulenhoff, Amsterdam; p. 523; geraadpleegd 2018-10-06
- ↑ Barbé, T.Kanaaljongens - Elaba (11 september 2017) op website: fcelaba.com; geraadpleegd 2018-10-06