vierhonderdzesenvijftig

       
0 4 5 6
vierhonderdzesenvijftig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·zes·en·vijf·tig

vierhonderdzesenvijftig

  1. "456", het getal tussen vierhonderdvijfenvijftig en vierhonderdzevenenvijftig, vierhonderd plus zesenvijftig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdzesenvijftig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdzesenvijftig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdzesenvijftig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdzesenvijftig vierhonderdzesenvijftigs
verkleinwoord vierhonderdzesenvijftigje vierhonderdzesenvijftigjes

de vierhonderdzesenvijftigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 456 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdzesenvijftig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdzesenvijftigmv

  1. groep van 456 eenheden
    • Die vierhonderdzesenvijftig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.