vierhonderdnegenentwintig

       
0 4 2 9
vierhonderdnegenentwintig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·ne·gen·en·twin·tig

vierhonderdnegenentwintig

  1. "429", het getal tussen vierhonderdachtentwintig en vierhonderddertig, vierhonderd plus negenentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdnegenentwintig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdnegenentwintig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdnegenentwintig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdnegenentwintig vierhonderdnegenentwintigs
verkleinwoord vierhonderdnegenentwintigje vierhonderdnegenentwintigjes

de vierhonderdnegenentwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 429 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdnegenentwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdnegenentwintigmv

  1. groep van 429 eenheden
    • Die vierhonderdnegenentwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.