vierhonderdnegenendertig

       
0 4 3 9
vierhonderdnegenendertig,
op een abacus
  • vier·hon·derd·ne·gen·en·der·tig

vierhonderdnegenendertig

  1. "439", het getal tussen vierhonderdachtendertig en vierhonderdveertig, vierhonderd plus negenendertig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen vierhonderdnegenendertig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer vierhonderdnegenendertig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "vierhonderdnegenendertig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord vierhonderdnegenendertig vierhonderdnegenendertigs
verkleinwoord vierhonderdnegenendertigje vierhonderdnegenendertigjes

de vierhonderdnegenendertigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 439 is aangeduid
    • Als jij vierhonderdnegenendertig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de vierhonderdnegenendertigmv

  1. groep van 439 eenheden
    • Die vierhonderdnegenendertig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.