vervoegbaar
- Geluid: vervoegbaar (hulp, bestand)
- ver·voeg·baar
- Naamwoord van handeling van vervoegen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vervoegbaar | vervoegbaarder | vervoegbaarst |
verbogen | vervoegbare | vervoegbaardere | vervoegbaarste |
partitief | vervoegbaars | vervoegbaarders | - |
vervoegbaar [1]
- het van vorm kunnen veranderen van een werkwoord onder invloed van tijd, persoon, getal of wijs
- Schoenmaken, schoorsteenvegen, spoorzoeken, steenhouwen, strooplikken en stroopsmeren voorbeelden van werkwoorden die niet-vervoegbaar zijn.
- Maken, vegen, zoeken, houwen, likken en smeren zijn voorbeelden van werkwoorden die wel vervoegbaar zijn.
1.
- Het woord vervoegbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vervoegbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be