• ver·lof
  • In de betekenis van ‘vergunning’ voor het eerst aangetroffen in 1361 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord verlof verloven
verkleinwoord verlofje verlofjes

het verlofo

  1. een periode waarin werknemers van hogerhand toestemming krijgen of gevraagd worden om (voor een bepaalde periode) de reguliere werkzaamheden te staken en absent te zijn (vanwege gezinsuitbreiding, persoonlijke omstandigheden, ontspanning, gebrek aan klandizie, e.d.)
    • Mijn verlof begint op de eerste zomerdag. 
     Dan hoef je alleen nog maar je baan op te zeggen of onbetaald verlof op te nemen, je huis te verhuren en op pad te gaan.[3]
  2. ontslag uit de militaire dienst(plicht)
     Ze maakte zich evengoed zorgen over het geld en hij vermeed daarom de vraag of Hjalmar, wanneer hij verlof had gekregen uit het leger, verder wilde studeren. Het eindexamen was tenslotte slechts de eerste stap in het leven.[4]
     Hij bezwoer dat hij alleen maar verliefd was geraakt en dat dat helemaal losstond van de lengte van zijn verlof, maar dat er nieuwe verlofdagen kwamen, dat hij elke dag naar haar zou verlangen en zo verder. Toen hij eindelijk wegkwam, was hij even opgelucht als altijd.[5]
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1. "verlof" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. verlof op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  5. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be