congé
- con·gé
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontslag’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- van het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | congé | congés |
verkleinwoord | - | - |
- ontslag
- Maar toen m'n stem het niet meer dee
Kreeg ik spoedig m'n congé
Toch denk ik altijd nog met liefde aan m'n eerste
M'n eerste meisje van de zangvereniging
M'n allerliefste klein sopraantje
Waar 'k mee wandelde in 't maantje
Maar die niet meer aan me denkt nu 'k niet meer zing
- Maar toen m'n stem het niet meer dee
- ▸ Totdat corona het tapijt onder alles en iedereen vandaan trok en Everts haar congé kreeg. Dankzij haar connecties met de mannen achter Natuurlijk Glamping heeft Everts in ieder geval deze zomer een baantje waarmee ze zichzelf bezig kan houden en haar gedachten kan afleiden van wat had kunnen zijn in Tokio.[4]
- verlof
- Het woord congé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "congé" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "congé" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ congé op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “De camping in plaats van de Olympische Spelen: ‘Dit is natuurlijk het andere uiterste’” (24 juli 2020), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
congé | le congé | congés | les congés |
congé m