bouwverlof

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bouwverlof    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bouw·ver·lof

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bouw  en  verlof zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bouwverlof	bouwverloven
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

het bouwverlof o

1. (België) bouwvak

Synoniemen

• bouwvakantie, bouwvakvakantie

Gangbaarheid

• Het woord bouwverlof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.