• ver·ba·zend
vervoeging van: verbazen
verbogen vorm: verbazende

verbazend

  1. onvoltooid deelwoord van verbazen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen verbazend verbazender verbazendst
verbogen verbazende verbazendere verbazendste
partitief verbazends verbazenders -

verbazend [1]

  1. verbazing opwekkend
    • Het kronen van de schutterskoning zie je terug in onder meer Delden, Haaksbergen, Markelo en Diepenheim. In Goor trekt op de laatste dag van de School-en Volksfeesten de Grote Allegorische Optocht door de straten. Met een grote rol voor de Goorse Biertent Rellie: een groep stoere, technische mannen die al meer dan 65 jaar op de meest verbazende constructies door de straten scheurt. [2] 
    • Deze bundel werd heel positief ontvangen, vanwege een vloedgolf aan verbazende vergelijkingen, een opvallende woordenschat en een kern van dromen en verlangens. [3] 
    • Ik ontdek heel andere tuinen. De meest verbazende ontdekking is een voortuintje waarin een dakmagnolia staat. Ik ken veel dakbomen: daklinden, dakplatanen, dakmoerbeien, dakkornoeljes - ja zelfs een dak-appel staat hier in de buurt. Van alles wat goed snoeibaar is kun je tenslotte een dak maken. [4] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]