utrulig
- u·tru·lig
- Afleiding van het Noorse zelfstandige naamwoord tru met het voorvoegsel u- en met het achtervoegsel -lig
Naar frequentie | 99068 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | utrulig | utruligere | utruligst |
o enkelvoud | utruligt | |||
meervoud | utrulige | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
utrulige | utruligere | utruligste |
utrulig
utrulig
- ongelofelijk, ongelooflijk, onwaarschijnlijk (ook gebruikt als graadinformatie vóór een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord)