• u·tro·lig
  • Afleiding van het Deense zelfstandige naamwoord tro met het voorvoegsel u- en met het achtervoegsel -lig
Naar frequentie 1653
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud utrolig utroligere utroligst
o enkelvoud utroligt
meervoud utrolige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
utrolige utroligere utroligste

utrolig

  1. ongelooflijk, ongeloofwaardig, verbazend,

verbijsterend

  • Utroligt, men sandt!
Ongelooflijk, maar waar!
Raar, maar waar!

utrolig

  1. ongelofelijk, ongelooflijk, onwaarschijnlijk (ook gebruikt als graadinformatie vóór een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord
  • als graadinformatie vóór een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord ook utrolig


  • u·tro·lig
  • Afleiding van het Noorse zelfstandige naamwoord tro met het voorvoegsel u- en met het achtervoegsel -lig
Naar frequentie 536
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud utrolig utroligere utroligst
o enkelvoud utroligt
meervoud utrolige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
utrolige utroligere utroligste

utrolig

  1. ongelooflijk, ongeloofwaardig, verbazend,

verbijsterend

utrolig

  1. ongelofelijk, ongelooflijk, onwaarschijnlijk (ook gebruikt als graadinformatie vóór een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord)