uitspoken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitspoken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitspoken | uit te spoken | ||||||||
toekomend | zullen uitspoken uit zullen spoken |
te zullen uitspoken uit te zullen spoken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgespookt | te hebben uitgespookt | ||||||||
toekomend | uitgespookt zullen hebben | uitgespookt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitspokend | uitgespookt | ev. spook uit |
mv. verouderd spookt uit |
spoke uit (bijzin) uitspoke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | spook uit | spookt uit | spookt uit | spookt uit | spookt uit | spoken uit | spoken uit | spoken uit | |||
verleden (o.v.t.) | spookte uit | spookte uit | spookte uit | spookte uit | spookte uit | spookten uit | spookten uit | spookten uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitspoken | zult/zal uitspoken | zult/zal uitspoken | zult uitspoken | zal uitspoken | zullen uitspoken | zullen uitspoken | zullen uitspoken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitspoken | zou uitspoken | zou(dt) uitspoken | zoudt uitspoken | zou uitspoken | zouden uitspoken | zouden uitspoken | zouden uitspoken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitspook | uitspookt | uitspookt | uitspookt | uitspookt | uitspoken | uitspoken | uitspoken | |||
verleden (o.v.t.) | uitspookte | uitspookte | uitspookte | uitspookte | uitspookte | uitspookten | uitspookten | uitspookten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitspoken uit zal spoken |
zult/zal uitspoken uit zult/zal spoken |
zult/zal uitspoken uit zult/zal spoken |
zult uitspoken uit zult spoken |
zal uitspoken uit zal spoken |
zullen uitspoken uit zullen spoken |
zullen uitspoken uit zullen spoken |
zullen uitspoken uit zullen spoken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitspoken uit zou spoken |
zou uitspoken uit zou spoken |
zou(dt) uitspoken uit zou(dt) spoken |
zoudt uitspoken uit zoudt spoken |
zou uitspoken uit zou spoken |
zouden uitspoken uit zouden spoken |
zouden uitspoken uit zouden spoken |
zouden uitspoken uit zouden spoken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgespookt | hebt uitgespookt | hebt/heeft uitgespookt | hebt uitgespookt | heeft uitgespookt | hebben uitgespookt | hebben uitgespookt | hebben uitgespookt | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgespookt | had uitgespookt | had uitgespookt | hadt uitgespookt | had uitgespookt | hadden uitgespookt | hadden uitgespookt | hadden uitgespookt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgespookt hebben | zal/zult uitgespookt hebben | zult/zal uitgespookt hebben | zult uitgespookt hebben | zal uitgespookt hebben | zullen uitgespookt hebben | zullen uitgespookt hebben | zullen uitgespookt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgespookt hebben | zou uitgespookt hebben | zou/zoudt uitgespookt hebben | zoudt uitgespookt hebben | zou uitgespookt hebben | zouden uitgespookt hebben | zouden uitgespookt hebben | zouden uitgespookt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgespookt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgespookt | er is uitgespookt | |||||||||
verleden | er werd uitgespookt | er was uitgespookt | |||||||||
toekomend | er zal uitgespookt worden | er zal uitgespookt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgespookt worden | er zou uitgespookt zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgespookt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgespookt worden | uitgespookt te worden | ||||||||
toekomend | uitgespookt zullen worden | uitgespookt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgespookt zijn | uitgespookt te zijn | ||||||||
toekomend | uitgespookt zullen zijn | uitgespookt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgespookt | wordt uitgespookt | wordt uitgespookt | wordt uitgespookt | wordt uitgespookt | worden uitgespookt | worden uitgespookt | worden uitgespookt | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgespookt | werd uitgespookt | werd uitgespookt | werdt uitgespookt | werd uitgespookt | werden uitgespookt | werden uitgespookt | werden uitgespookt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgespookt worden | zult uitgespookt worden | zult uitgespookt worden | zult uitgespookt worden | zal uitgespookt worden | zullen uitgespookt worden | zullen uitgespookt worden | zullen uitgespookt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgespookt worden | zou uitgespookt worden | zou/zoudt uitgespookt worden | zoudt uitgespookt worden | zou uitgespookt worden | zouden uitgespookt worden | zouden uitgespookt worden | zouden uitgespookt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgespookt | bent uitgespookt | bent/is uitgespookt | zijt uitgespookt | is uitgespookt | zijn uitgespookt | zijn uitgespookt | zijn uitgespookt | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgespookt | was uitgespookt | was uitgespookt | waart uitgespookt | was uitgespookt | waren uitgespookt | waren uitgespookt | waren uitgespookt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgespookt zijn | zult uitgespookt zijn | zult uitgespookt zijn | zult uitgespookt zijn | zal uitgespookt zijn | zullen uitgespookt zijn | zullen uitgespookt zijn | zullen uitgespookt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgespookt zijn | zou uitgespookt zijn | zou/zoudt uitgespookt zijn | zoudt uitgespookt zijn | zou uitgespookt zijn | zouden uitgespookt zijn | zouden uitgespookt zijn | zouden uitgespookt zijn |