Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spookt uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitspoken

spookt (…) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspoken
    • Jij spookt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspoken
    • Hij spookt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitspoken
    • Spookt uit! 

Gangbaarheid