Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spook·ten uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitspoken

spookten (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitspoken
    • Wij spookten uit. 
    • Jullie spookten uit. 
    • Zij spookten uit. 

Gangbaarheid