spookte uit
- Geluid: spookte uit (hulp, bestand)
- spook·te uit
vervoeging van |
---|
uitspoken |
spookte uit
- enkelvoud verleden tijd van uitspoken
- Ik spookte uit.
- Jij spookte uit.
- Hij, zij, het spookte uit.
- Ik spookte uit.
- Het woord spookte uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.