• tu·ten

de tutenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tuut


tuten

  1. gemeenschappelijk geslacht meervoud van tút

tuten

  1. gemeenschappelijk geslacht meervoud van tute


  • IPA: /tuːtən/
  • Afgeleid van het Middelhoogduitse tūten

tuten

  1. toeteren


  • tu·ten

tuten

  1. (dialect: West-Boheems) deze; aanduiding voor dichtbijzijnde dingen, dieren of mensen
  2. (dialect: West-Boheems) deze; aanduiding voor het laatst genoemde