toespitsen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van toespitsen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toespitsen | toe te spitsen | ||||||||
toekomend | zullen toespitsen toe zullen spitsen |
te zullen toespitsen toe te zullen spitsen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben toegespitst | te hebben toegespitst | ||||||||
toekomend | toegespitst zullen hebben | toegespitst te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
toespitsend | toegespitst | ev. spits toe |
mv. verouderd spitst toe |
spitse toe (bijzin) toespitse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | spits toe | spitst toe | spitst toe | spitst toe | spitst toe | spitsen toe | spitsen toe | spitsen toe | |||
verleden (o.v.t.) | spitste toe | spitste toe | spitste toe | spitste toe | spitste toe | spitsten toe | spitsten toe | spitsten toe | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toespitsen | zult/zal toespitsen | zult/zal toespitsen | zult toespitsen | zal toespitsen | zullen toespitsen | zullen toespitsen | zullen toespitsen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toespitsen | zou toespitsen | zou(dt) toespitsen | zoudt toespitsen | zou toespitsen | zouden toespitsen | zouden toespitsen | zouden toespitsen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | toespits | toespitst | toespitst | toespitst | toespitst | toespitsen | toespitsen | toespitsen | |||
verleden (o.v.t.) | toespitste | toespitste | toespitste | toespitste | toespitste | toespitsten | toespitsten | toespitsten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toespitsen toe zal spitsen |
zult/zal toespitsen toe zult/zal spitsen |
zult/zal toespitsen toe zult/zal spitsen |
zult toespitsen toe zult spitsen |
zal toespitsen toe zal spitsen |
zullen toespitsen toe zullen spitsen |
zullen toespitsen toe zullen spitsen |
zullen toespitsen toe zullen spitsen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toespitsen toe zou spitsen |
zou toespitsen toe zou spitsen |
zou(dt) toespitsen toe zou(dt) spitsen |
zoudt toespitsen toe zoudt spitsen |
zou toespitsen toe zou spitsen |
zouden toespitsen toe zouden spitsen |
zouden toespitsen toe zouden spitsen |
zouden toespitsen toe zouden spitsen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb toegespitst | hebt toegespitst | hebt/heeft toegespitst | hebt toegespitst | heeft toegespitst | hebben toegespitst | hebben toegespitst | hebben toegespitst | |||
verleden (v.v.t.) | had toegespitst | had toegespitst | had toegespitst | hadt toegespitst | had toegespitst | hadden toegespitst | hadden toegespitst | hadden toegespitst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegespitst hebben | zal/zult toegespitst hebben | zult/zal toegespitst hebben | zult toegespitst hebben | zal toegespitst hebben | zullen toegespitst hebben | zullen toegespitst hebben | zullen toegespitst hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegespitst hebben | zou toegespitst hebben | zou/zoudt toegespitst hebben | zoudt toegespitst hebben | zou toegespitst hebben | zouden toegespitst hebben | zouden toegespitst hebben | zouden toegespitst hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm toegespitst worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt toegespitst | er is toegespitst | |||||||||
verleden | er werd toegespitst | er was toegespitst | |||||||||
toekomend | er zal toegespitst worden | er zal toegespitst zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou toegespitst worden | er zou toegespitst zijn | |||||||||
lijdende vorm toegespitst worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | toegespitst worden | toegespitst te worden | ||||||||
toekomend | toegespitst zullen worden | toegespitst te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | toegespitst zijn | toegespitst te zijn | ||||||||
toekomend | toegespitst zullen zijn | toegespitst te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word toegespitst | wordt toegespitst | wordt toegespitst | wordt toegespitst | wordt toegespitst | worden toegespitst | worden toegespitst | worden toegespitst | |||
verleden (o.v.t.) | werd toegespitst | werd toegespitst | werd toegespitst | werdt toegespitst | werd toegespitst | werden toegespitst | werden toegespitst | werden toegespitst | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal toegespitst worden | zult toegespitst worden | zult toegespitst worden | zult toegespitst worden | zal toegespitst worden | zullen toegespitst worden | zullen toegespitst worden | zullen toegespitst worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou toegespitst worden | zou toegespitst worden | zou/zoudt toegespitst worden | zoudt toegespitst worden | zou toegespitst worden | zouden toegespitst worden | zouden toegespitst worden | zouden toegespitst worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben toegespitst | bent toegespitst | bent/is toegespitst | zijt toegespitst | is toegespitst | zijn toegespitst | zijn toegespitst | zijn toegespitst | |||
verleden (v.v.t.) | was toegespitst | was toegespitst | was toegespitst | waart toegespitst | was toegespitst | waren toegespitst | waren toegespitst | waren toegespitst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal toegespitst zijn | zult toegespitst zijn | zult toegespitst zijn | zult toegespitst zijn | zal toegespitst zijn | zullen toegespitst zijn | zullen toegespitst zijn | zullen toegespitst zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou toegespitst zijn | zou toegespitst zijn | zou/zoudt toegespitst zijn | zoudt toegespitst zijn | zou toegespitst zijn | zouden toegespitst zijn | zouden toegespitst zijn | zouden toegespitst zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich toespitsen | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | spits me toe (bijzin) me toespits |
wij, we | spitsen ons toe (bijzin) ons toespitsen |
ik | spitste me toe (bijzin) me toespitste |
wij, we | spitsten ons toe (bijzin) ons toespitsten |
ik | zal me toespitsen | wij, we | zullen ons toespitsen |
2 | jij, je | spitst je toe (bijzin) je toespitst |
jullie | spitsen je toe (bijzin) je toespitsen |
jij, je | spitste je toe (bijzin) je toespitste |
jullie | spitsten je toe (bijzin) je toespitsten |
jij, je | zal, zult je toespitsen | jullie | zullen je toespitsen |
u | spitst zich/u toe (bijzin) zich/u toespitst |
u | spitst zich/u toe (bijzin) zich/u toespitst |
u | spitste zich/u toe (bijzin) zich/u toespitste |
u | spitste zich/u toe (bijzin) zich/u toespitste |
u | zult zich/u toespitsen | u | zult zich/u toespitsen | |
gij, ge | spitst u toe (bijzin) u toespitst |
gij, ge, gijlieden |
spitst u toe (bijzin) u toespitst |
gij, ge | spitste u toe (bijzin) u toespitste |
gij, ge, gijlieden |
spitste u toe (bijzin) u toespitste |
gij, ge | zult u toespitsen | gij, ge gijlieden |
zult u toespitsen | |
3 | hij, zij, het | spitst zich toe (bijzin) zich toespitst |
zij, ze | spitsen zich toe (bijzin) zich toespitsen |
hij, zij, het | spitste zich toe (bijzin) zich toespitste |
zij, ze | spitsten zich toe (bijzin) zich toespitsten |
hij, zij, het | zal zich toespitsen | zij, ze | zullen zich toespitsen |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich toespitsend | zich toegespitst hebben | spits u/je toe, spitst je toe | spitse zich toe (bijzin) zich toespitse |