Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spitst

Bijvoeglijk naamwoord

spitst

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van spits

Werkwoord

vervoeging van
spitsen

spitst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
    • Jij spitst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
    • Hij spitst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spitsen
    • Spitst!