tering
- te·ring
- van Middelnederlands teringe, op te vatten als Naamwoord van handeling van teren ww met het achtervoegsel -ing [1] [2]
- [2] in de betekenis van ‘tuberculose’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [3]
- [3] gebruik van een ernstige ziekte als deel van een krachtterm [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tering | - |
verkleinwoord | - | - |
de tering v
- (financieel) uitgaven voor levensonderhoud
- Je moet je tering aanpassen.
- (geschiedenis), (medisch) verzamelnaam voor ziektes waarbij de patiënt wegkwijnt, zoals tuberculose en kanker die vaak een dodelijke afloop hadden, later vooral nog gebruikt als onderdeel van een verwensing
- Men leefde in angst voor de tering.
- versterkend voorvoegsel (pejoratief) gebruikt als eerste deel van samenstelling om het negatieve karakter van het tweede deel te versterken, of omgekeerd
- Hou op met die teringherrie.
- [2] teringachtig, teringlijder
- [3] teringherrie, teringlijer, teringvent, teringzooi, touwtering, vinkentering
- [1] de tering naar de nering zettende uitgaven aanpassen aan lagere inkomsten
- [2] krijg de teringverwensing
- [2] zich de tering werkeneen uitputtende inspanning voor een bepaald doel leveren
1. uitgaven voor levensonderhoud
2. verzamelnaam voor ziektes waarbij de patiënt wegkwijnt
- Het woord tering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tering" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ tering op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "tering" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tering op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be