tenderen/vervoeging
een tendentie vertonen
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van tenderen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tenderen | te tenderen | ||||||
toekomend | zullen tenderen | te zullen tenderen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getendeerd | te hebben getendeerd | ||||||
toekomend | getendeerd zullen hebben | getendeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
tenderend | getendeerd | ev. tendeer |
mv. verouderd tendeert |
tendere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | tendeer | tendeert | tendeert | tendeert | tendeert | tenderen | tenderen | tenderen | |
verleden (o.v.t.) | tendeerde | tendeerde | tendeerde | tendeerde | tendeerde | tendeerden | tendeerden | tendeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal tenderen | zult/zal tenderen | zult/zal tenderen | zult tenderen | zal tenderen | zullen tenderen | zullen tenderen | zullen tenderen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tenderen | zou tenderen | zou(dt) tenderen | zoudt tenderen | zou tenderen | zouden tenderen | zouden tenderen | zouden tenderen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getendeerd | hebt getendeerd | hebt/heeft getendeerd | hebt getendeerd | heeft getendeerd | hebben getendeerd | hebben getendeerd | hebben getendeerd | |
verleden (v.v.t.) | had getendeerd | had getendeerd | had getendeerd | hadt getendeerd | had getendeerd | hadden getendeerd | hadden getendeerd | hadden getendeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal getendeerd hebben | zal/zult getendeerd hebben | zult/zal getendeerd hebben | zult getendeerd hebben | zal getendeerd hebben | zullen getendeerd hebben | zullen getendeerd hebben | zullen getendeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getendeerd hebben | zou getendeerd hebben | zou/zoudt getendeerd hebben | zoudt getendeerd hebben | zou getendeerd hebben | zouden getendeerd hebben | zouden getendeerd hebben | zouden getendeerd hebben |
inschrijven of openstellen voor inschrijving
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van tenderen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | tenderen | te tenderen | ||||||
toekomend | zullen tenderen | te zullen tenderen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben getenderd | te hebben getenderd | ||||||
toekomend | getenderd zullen hebben | getenderd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
tenderend | getenderd | ev. tender |
mv. verouderd tendert |
tendere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | tender | tendert | tendert | tendert | tendert | tenderen | tenderen | tenderen | |
verleden (o.v.t.) | tenderde | tenderde | tenderde | tenderde | tenderde | tenderden | tenderden | tenderden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal tenderen | zult/zal tenderen | zult/zal tenderen | zult tenderen | zal tenderen | zullen tenderen | zullen tenderen | zullen tenderen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou tenderen | zou tenderen | zou(dt) tenderen | zoudt tenderen | zou tenderen | zouden tenderen | zouden tenderen | zouden tenderen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb getenderd | hebt getenderd | hebt/heeft getenderd | hebt getenderd | heeft getenderd | hebben getenderd | hebben getenderd | hebben getenderd | |
verleden (v.v.t.) | had getenderd | had getenderd | had getenderd | hadt getenderd | had getenderd | hadden getenderd | hadden getenderd | hadden getenderd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal getenderd hebben | zal/zult getenderd hebben | zult/zal getenderd hebben | zult getenderd hebben | zal getenderd hebben | zullen getenderd hebben | zullen getenderd hebben | zullen getenderd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou getenderd hebben | zou getenderd hebben | zou/zoudt getenderd hebben | zoudt getenderd hebben | zou getenderd hebben | zouden getenderd hebben | zouden getenderd hebben | zouden getenderd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm getenderd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt getenderd | er is getenderd | |||||||
verleden | er werd getenderd | er was getenderd | |||||||
toekomend | er zal getenderd worden | er zal getenderd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou getenderd worden | er zou getenderd zijn |