• ta·lent
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘geldswaarde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1400 [1]
  • In de betekenis van ‘natuurlijke gave’ voor het eerst aangetroffen in 1400 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord talent talenten
verkleinwoord talentje talentjes

het talento

  1. bijzondere aanleg
    • Hij heeft het talent om fraaie websites te maken. 
  2. iemand met veel begaafdheid
  3. een bepaald gewicht en een geldsom
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


talent

  1. talent


talent

  1. talent