Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwem·ta·lent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwemtalent zwemtalenten
verkleinwoord zwemtalentje zwemtalentjes

Zelfstandig naamwoord

het zwemtalento

  1. (sport) het hebben van aanleg een goed zwemmer te worden
    • Ik heb helemaal geen zwemtalent. 
  2. (sport) iemand die [1] bezit
    • We hebben in deze jonge ploeg een aantal grote zwemtalenten. 

Gangbaarheid