• sva·zek
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord svaz met het achtervoegsel -ek

svazek monbezield

  1. bundel; zijdelings bijeengehouden verzameling langwerpige voorwerpen
    «Potřebuji svazek šnytlíku.»
    Ik heb een bundel bieslook nodig.
  2. band; relatie
    «Přátelství je zlatý svazek
    Vriendschap is een gouden band.
  3. bond; vereniging
  4. (natuurkunde) straal; een rechte, smalle bundel van elektromagnetische straling
  5. volume; een boek als deel van een bundel
    «Život a dílo Willy Brandta v deseti svazcích
    Het leven en werk van Willy Brandt in tien volumes.
  6. jaargang; de in één jaar uitgegeven afleveringen van een tijdschrift
  1. snop monbezield, chomáč monbezield, trs monbezield, pramen monbezield, balík monbezield, otep v
  2. pouto o
  3. sdružení o, spolek monbezield, aliance v, svaz monbezield
  4. paprsek monbezield
  5. díl monbezield
  6. ročník monbezield
  • svazek obcí monbezield – gemeentelijk samenwerkingsverband
  • svazek paprsků monbezield – stralenbundel
  • svazek pažitky monbezield – een bundel bieslook
  • svazek petržele monbezield – een bundel peterselie