streichen
- strei·chen
- Komt van het Oudhoogduitse strīhhan, dat weer van het Oudgermaanse strican komt. De oorsprong is Indo-Europees.
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
streichen /ˈʃtʀaɪ̯çn̩/ |
strich /ʃtʀɪç/ |
gestrichen /gəˈʃtʀɪçn̩/ |
Klasse 1 sterk | volledig |
streichen
- strijken (door, langs of over het haar, langs of over de wang)
- «Ich möchte ihn in den Arm nehmen, ihm zärtlich über das Haar streichen und ihm dann sagen: "Ich liebe dich."»
- Ik zou hem in m'n armen nemen, hem zachtjes door z'n haar strijken en hem zeggen: "Ik hou van je."
- «Ich möchte ihn in den Arm nehmen, ihm zärtlich über das Haar streichen und ihm dann sagen: "Ich liebe dich."»
- vegen (haren van het gezicht of van het voorhoofd vandaan vegen)
- «Sie streicht sich ständig die Haare aus dem Gesicht.»
- Ze veegt steeds haar haren van het gezicht.
- «Sie streicht sich ständig die Haare aus dem Gesicht.»
- gladstrijken, platstrijken, gladmaken
- «Du kannst mit dem warmen Spachtel die Oberfläche der Torte glatt streichen.»
- Je kunt met de warme spatel het oppervlak van de taart gladmaken.
- «Du kannst mit dem warmen Spachtel die Oberfläche der Torte glatt streichen.»
- (figuurlijk) iets spuugzat zijn, het beu zijn, helemaal genoeg hebben van iets of iemand.
- «Ich habe die Nase gestrichen voll.»
- Ik ben het spuugzat.
- «Ich habe die Nase gestrichen voll.»
- (spreektaal) bang zijn.
- ongeveer bepalen.
- rondlopen, omheenlopen
- «Die Katze strich mir um die Beine.»
- De kat liep om mijn benen heen.
- «Die Katze strich mir um die Beine.»
- varen
- «Das Schiff streicht durch die Wellen.»
- Het schip vaart door de golven.
- «Das Schiff streicht durch die Wellen.»
- waaien
- «Der Wind streicht durch die Bäume.»
- De wind waait door de bomen.
- «Der Wind streicht durch die Bäume.»
- schilderen, verven, afverven, bijverven
- uitstrijken
- beleggen (brood enz.)
- (muziek) (met een strijkstok) strijken
- «Die Künstlerin zeigt den Kindern, wie elegant Profis mit dem Bogen über die Saiten streichen.»
- De kunstenares laat de kinderen zien hoe elegant professionele kunstenaars met de strijkstok over de snaren heen strijken.
- «Die Künstlerin zeigt den Kindern, wie elegant Profis mit dem Bogen über die Saiten streichen.»
- doorhalen, wegstrepen
- schrappen, verwijderen
- (figuurlijk) uit de gedachte verbannen
- (scheepvaart) strijken, afhalen
- «Die Flagge streichen bedeutet hier, im seemännischen Sprachgebrauch, das Niederholen der Nationalflagge auf Kriegsschiffen bzw. anderer in Kampfhandlungen verwickelter Schiffe, um dem Angreifer die Kapitulation anzuzeigen.»
- De vlag strijken betekent in het maritieme spraakgebruik het neerhalen van de nationale vlag op oorlogsschepen of op andere in gevechtsacties verstrikte schepen om de aanvaller de capitulatie aan te geven.
- «Die Flagge streichen bedeutet hier, im seemännischen Sprachgebrauch, das Niederholen der Nationalflagge auf Kriegsschiffen bzw. anderer in Kampfhandlungen verwickelter Schiffe, um dem Angreifer die Kapitulation anzuzeigen.»
- (figuurlijk) opgeven
- [2] wegstreichen
- [3] glätten, glattstreichen
- [7] herumstreichen
- [14] durchstreichen
- [17] einholen, niederholen
- [3] zerknittern
- [17] hissen
- [1] liebkosen, streicheln
- [3] bügeln, plätten