• spo·je·ní
  • Afgeleid van het werkwoord spojit met het achtervoegsel -ení

spojení o

  1. verbinding; iets dat twee of meer afzonderlijke delen verbindt
    «Spojení pery a drážkami udržuje podlahové palubky dokonale svázané i po letech.»
    De mes-en-groefverbinding houdt vloerplanken perfect verbonden ook na vele jaren.
  2. (communicatie) verbinding; een mogelijkheid een bepaalde plek te bereiken
    «Bluetooth se využívá nejen pro spojení mobilních přístrojů, ale též pro propojení počítače s tiskárnou.»
    Bluetooth wordt niet alleen gebruikt voor het verbinden van mobiele apparaten, maar ook voor het aansluiten van computers met een printer.
  3. (verkeer) verbinding; aansluiting op een ander vervoermiddel of lijn
    «Mělo by se zlepšit dopravní spojení' a výstavba sítě cyklistických a pěších stezek.»
    De verkeersverbindingen zouden verbeterd moeten worden en het netwerk van fiets- en voetpaden uitgebouwd worden.
  4. verbinding; samenhang, relatie
    «Těsné spojení intelektu a kapitálu je hlavní příčinou technologického náskoku USA.»
    De nauwe verbinding van intelect en kapitaal is de belangrijkste reden van de technologische voorsprong van de VS.
  5. (wiskunde) supremum, sup
  1. kontakt monbezield, kombinace v, vazba v
  2. kontakt monbezield, linka v
  3. styk monbezield, linka v
  4. vztah monbezield, souvislost v
  5. supremum o

spojení

  1. nominatief bezield mannelijk meervoud van spojený
  2. vocatief bezield mannelijk meervoud van spojený