• sa·men·hang
enkelvoud meervoud
naamwoord samenhang samenhangen
verkleinwoord - -

de samenhangm

  1. toestand waarin er een onderling verband bestaat
     Amerikaanse macht, of het nu gaat om de militaire suprematie of diplomatieke overredingskracht, devalueert als er twijfels rijzen over de interne samenhang. Kan deze wereldspeler als het erop aan komt wel als eenheid opereren?[2]
  2. mate waarin er een onderling verband is
     Je zou dat algemeen beschaafd koeterwaals kunnen noemen: realistische taal, zonder al te veel samenhang.[3]
vervoeging van
samenhangen

samenhang

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenhangen
    • ... dat ik samenhang. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Michel Kerres
    “Zonder eenheid zijn VS geen geloofwaardige wereldmacht” (15 januari 2021) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Marc Hijink
    “Een Turingtest voor Trump” (19 oktober 2020) op nrc.nl  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be