• sper·wer
  • In de betekenis van ‘roofvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sperwer sperwers
verkleinwoord sperwertje sperwertjes

de sperwerm

  1. (havikachtigen) Accipiter nisus  , een kleine snelle roofvogel
    • De snavel van de sperwer is haakvormig. 
90 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]