schoonvader
- Geluid: schoonvader (hulp, bestand)
- IPA: /ˈsxomvadər/
- schoon·va·der
- In de betekenis van ‘behuwdvader’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
- afgeleid van vader met het voorvoegsel schoon- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoonvader | schoonvaders |
verkleinwoord | schoonvadertje | schoonvadertjes |
de schoonvader m
- (familie) de vader van de huwelijkspartner
1. de vader van de huwelijkspartner
|
- Het woord schoonvader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schoonvader" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schoonvader" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schoonvader op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be