schoonpapa
- Geluid: schoonpapa (hulp, bestand)
- schoon·pa·pa
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoonpapa | schoonpapa's |
verkleinwoord | - | - |
de schoonpapa m
- (familie) de vader van iemands huwelijkspartner, de schoonvader
- Het woord schoonpapa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.