• svi·ger·far
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Schwiegervater
  • Afleiding van het Noorse zelfstandige naamwoord far met het voorvoegsel sviger-
Naar frequentie 15367
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   svigerfar     svigerfaren     svigerfedre     svigerfedrene  
genitief   svigerfars     svigerfarens     svigerfedres     svigerfedrenes  

svigerfar, m

  1. (familie) behuwdvader, schoonvader, schoonpapa


  • svi·ger·far
  • Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Schwiegervater
  • Afleiding van het Nynorske zelfstandige naamwoord far met het voorvoegsel sviger-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   svigerfar     svigerfaren     svigerfedrar     svigerfedrane  
genitief   svigerfars     svigerfarens     svigerfedrars     svigerfedranes  

svigerfar, m

  1. (familie) behuwdvader, schoonvader, schoonpapa