Een rodekool op het veld
  • ro·de·kool
  • In de betekenis van ‘koolsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1554 [1]
  • samenstelling van  rood  en  kool  met het invoegsel -e-  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rodekool rodekolen
verkleinwoord rodekooltje rodekooltjes

de rodekoolv / m

  1. (bloemplanten) donkerrood sluitkoolgewas Brassica oleracea convar. capitata var. rubra  
  2. (groente) rauw of gekookte bladeren van Brassica oleracea convar. capitata var. rubra  
    (wikidata: rodekool  )
90 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]